Gratis kinderopvang, goed idee?
Er heerst van alles deze winter. Egbert Jongen heeft net corona gehad en Geert de Wit blijkt een flinke verkoudheid onder de leden te hebben.
Hij zet zijn stoel naar achteren voor een maximale fysieke afstand. Qua standpunt lijkt er ook een kloof te gapen: De Wits brancheorganisatie toonde zich een vurig pleitbezorger voor (bijna) gratis kinderopvang, terwijl Jongen meewerkte aan een CPB-SCP-rapport dat wijst op negatieve gevolgen daarvan voor de ontwikkeling van kinderen. Maar eenmaal aan tafel blijken de scherpe randjes er al af.
Zodra Jongen zijn ideaalbeeld uiteen heeft gezet: betaalbare opvang van goede kwaliteit, toegankelijk voor alle kinderen, ‘en dus niet alleen die van werkende ouders’, zucht De Wit diep. ‘Daar was ik al bang voor: we zijn het heel erg met elkaar eens.
In het Kinderopvang-akkoord, dat we nog niet zo lang geleden met diverse partijen binnen de branche hebben opgesteld, noemen we dezelfde elementen. We vinden ook dat we toe moeten naar een systeem zonder complexe terugbetalingsverplichtingen voor ouders.
Toen Rutte IV aantrad, zeiden we inderdaad: gratis is prima. Maar we zagen wel meteen uitvoeringsproblemen, doordat je de marktsystematiek volledig op zijn kop zet. Dan moet je gaan nadenken over een andere vorm van regulering.’
Jongen vindt de nadruk op complexiteit wat overdreven. ‘De stelregel van het demissionaire kabinet lijkt te zijn geweest “eenvoud vóór alles”.
Begrijpelijk dat niemand een herhaling van de toeslagenaffaire wilde, maar volgens mij had die meer te maken met buitenproportionele terugvorderingen en boetes dan met te complexe regels. Alleen al daarom vind ik dat je te ver doorschiet met bijna gratis kinderopvang voor alle werkende ouders, een buitengewoon kostbare maatregel.
Geert de Wit
(1959) is voorzitter van de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang. Eerder bekleedde hij diverse bestuurlijke functies in het sociaalmaatschappelijke veld en was hij ondernemer in de kinderopvang in Noord-Brabant.
Gidslanden als Noorwegen en Zweden, maar ook Slovenië, waar ik zelf een tijd woonde met mijn nog jonge gezin, werken allemaal met een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Dat kan dus heel goed.’
Een breed toegankelijke kinderopvang is wél essentieel, benadrukt Jongen. ‘Omdat we weten dat kinderen uit minder bedeelde gezinnen de meeste baat bij kinderopvang hebben. Bijna gratis opvang voor deze groep levert dus veel op.’
De Wit knikt enthousiast, maar ziet toch nadelen aan de inkomensafhankelijkheid. ‘Die maakt een systeem van directe financiering per definitie ingewikkeld, ook doordat je op privacy-issues stuit: wie mag er weten hoeveel mensen verdienen?
En dan is er nog de marginale druk, oftewel: het bedrag dat je overhoudt van een brutoloonstijging. Als mensen nu meer gaan werken en verdienen, gaat de kinderopvangtoeslag omlaag. Dan straf je mensen dus, terwijl de overheid de arbeidsparticipatie juist graag wil bevorderen.’
Volgens Jongen valt dat reuze mee: ‘Privacy-issues kun je oplossen door een tussenpersoon zoals DUO, net als bij andere inkomensafhankelijke regelingen.
En wat die marginale druk betreft: het blijkt een bepalende factor bij de vraag óf iemand wil gaan werken of niet, maar als het gaat om het aantal werkuren overweegt de intrinsieke motivatie. In mijn eigen omgeving hoor ik ook weleens gemopper, maar mensen gaan er doorgaans niet minder om werken.’
Socialiseren
De Wit staakt zijn verzet en richt zijn pijlen op de arbeidseis, die in de kabinetsplannen fier overeind bleef. ‘Als je kinderopvang toegankelijk maakt voor álle ouders, kan dat de arbeidsparticipatie juist positief beïnvloeden.
Zolang er voldoende opvangplekken zijn, uiteraard. Reden genoeg om die arbeidseis te schrappen, zou ik zeggen.’
Jongen verwacht van heel goedkope kinderopvang slechts een gering effect op zowel de arbeidsparticipatie van mensen met hogere of middeninkomens als de ontwikkeling van hun kinderen. Het loslaten van de arbeidseis vindt hij interessanter.
Niet zozeer vanwege de arbeidsparticipatie, want de invloed daarop blijft volgens hem bescheiden. ‘Maar ik voorzie wel een grotere instroom van kinderen voor wie de opvang het meest oplevert. Dan heb ik het over bijvoorbeeld taalontwikkeling, maar ook de omgang met andere kinderen.’
De Wit valt hem bij: ‘Socialiseren is bepaald niet onbelangrijk in deze sterk geïndividualiseerde maatschappij.
Op peuterspeelzalen zie je gewoon het verschil tussen kinderen die al vanaf zes maanden in de opvang zitten of pas vanaf twee jaar.
Bij de laatste groep ben je maanden kwijt aan het overbrengen van de basisregeltjes [concepten]. Behalve voor het loslaten van de arbeidseis zou ik daarom ook willen pleiten voor een ruime ingangsleeftijd.
Al ben ik óók voor verlenging van het ouderschapsverlof tot een jaar. Kinderopvang voor baby’s is relatief duur en heeft in feite geen meerwaarde.’
‘Er is zelfs best wat empirisch bewijs dat opvang in die fase ook negatief kan uitpakken’, sluit Jongen zich aan. De Wit, lachend: ‘Als ik bij werkbezoeken aan Scandinavië laat vallen dat kinderen in Nederland al vanaf zes weken naar de opvang kunnen, krijg ik zo’n blik van: hoe is het móóógelijk! Al hangt alles natuurlijk af van de kwaliteit.’
Op dat terrein valt nog wel wat te winnen, vindt Jongen. Opnieuw noemt hij Slovenië: ‘Dat land scoort ontzettend goed op gendergelijkheid, of het nu gaat om arbeidsparticipatie, salarissen of het percentage vrouwen aan de top.
Ik denk dat de kinderopvang daar een belangrijke rol in speelt. De meeste kinderen gaan er vijf dagen per week heen en geen ouder die zich schuldig voelt.
Het is een soort voorschool, inclusief ontbijt en warme maaltijd, waar 50 procent van de werknemers hoger opgeleid is. Die houden zich bezig met de educatieve kant, wat je terugziet in de kwaliteit.’
De heren lijken elkaar nu definitief gevonden te hebben: ook De Wit ziet graag hbo-krachten in de kinderopvang, en fulltimeopvang zien ze allebei niet als zaligmakend. ‘Als beide ouders vier dagen per week werken, hebben ze aan drie dagen genoeg’, stelt De Wit.
Ideaal volgens Jongen, ook als remedie tegen de genderongelijkheid, ‘die bij ons nog altijd aanzienlijk is’.
Hij werpt nog een ander punt op: het groeiende percentage crèches dat eigendom is van private-equity-partijen en de opwaartse prijsontwikkeling die hier dreigt als directe concurrentie ontbreekt.
Het voert hem terug naar zijn beginpunt: de wenselijkheid van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage: ‘Die fungeert als rem, doordat ouders vanzelf gaan protesteren als het te snel te duur wordt. Waarschijnlijk heb je daardoor geen prijsregulering nodig.’
Egbert Jongen
(1971) is hoogleraar Economie en Sociaal-Economisch Beleid aan de Universiteit Leiden. Onlangs verscheen zijn studie (coauteur: Heike Vethaak) naar de vermeend stabiele inkomensverdeling in de afgelopen veertig jaar. Zijn partner is Sloveense.
De Wit: ‘Jouw vroegere collega Janneke Plantenga (emeritus hoogleraar Universiteit Utrecht, red.) had het over een vrije voet van 80 procent.’
Jongen: ‘Terwijl de hogere inkomens nu 67 procent zelf moeten betalen. Als je de internationale cijfers bekijkt, zijn de kosten voor kinderopvang in Nederland hoger dan gemiddeld. Dan is een lager bedrag misschien redelijker, maar niet de 4 procent die al voor de laagste inkomens geldt.’
‘Op voorwaarde dat het doenlijk is voor ouders, dus zonder terugbetalingen’, vindt De Wit.
Jongen: ‘De grote terugbetalingen van de toeslagenaffaire hadden meestal niet met het inkomen te maken, dus dat moet lukken als de arbeidseis vervalt.’
De Wit merkt op dat private equity binnen de branche niets toevoegt. ‘Die bedrijven kunnen met forse investeringen groei in risicovolle sectoren faciliteren, maar kinderopvang is de veiligst denkbare investering met een constante cashflow, dus publieke organisaties kunnen dat ook prima aan.’
Jongen, instemmend: ‘Bovendien zie je bij private equity een hoger kwaliteitsrisico, dus wil je kwaliteit garanderen, dan kun je beter inzetten op meer maatschappelijke kinderopvang. Canada doet dat bijvoorbeeld al met succes.’
Terug naar de arbeidseis, die De Wit liefst ook kwijt wil voor de buitenschoolse opvang. ‘In sociaaleconomisch zwakkere wijken win je daar net zo goed een hoop mee.’ En als de ouderbijdrage inkomensafhankelijk blijft, komen de kosten lager uit dan de door het kabinet begrote 2,5 miljard, verzekert Jongen.
‘Het schrappen van de arbeidseis kost geld, maar ik denk dat een deel van de baten door de overheid onvoldoende gekwantificeerd is. Zoals aan de onderkant: minder schooluitval, meer kans op werk later in het leven, dat bovendien beter betaald is.’
Dat het zittende kabinet veel wilde investeren in de kinderopvang, is op zich hoopgevend, vindt Jongen: ‘Ze kozen alleen een verkeerde route.
Een nieuw kabinet zou ik willen vragen: maak geen hoofddoel van vereenvoudiging of de bevordering van arbeidsparticipatie, want op dat gebied zitten we al aan de internationale top, maar zet in op de ontwikkeling van het kind. Op de lange termijn rendeert dat nog ook.’
De Wit heeft daar niets aan toe te voegen. ‘Of toch dat het nieuwe systeem praktisch moet zijn voor ouders.
Het schrappen van de arbeidseis heeft ook op dat punt voordelen.’
Hoe denk jij over (bijna) gratis kinderopvang en de arbeidseis? Mail met voor- en achternaam naar persoonlijk@fd.nl. Je tekst kan (ingekort) geplaatst worden bij de lezersreacties.
Dit artikel is gemaakt door de redactie van FD Persoonlijk. Lees al onze verhalen op fd.nl/persoonlijk.
Lees hier het artikel: Gratis kinderopvang. Een goed idee?
Bron: fd.nl
Monique van de Sande
20 februari 2024